Geschiedenis spoorwegen
in en om
Roosendaal

 
Niets uit deze website mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van kopie, op digitale of welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van auteur en/of webmaster.
 
 
 

De perronkelners in Roosendaal

 
'Koffie, broodjes, bier en limonade'. Wie kent deze uitroep niet op het Roosendaalse station? De perronkelners bepaalden vele jaren het gezicht van het 'grensstation'. Toch werden ze op 14 april 1989 voltooid verleden tijd. In deze rubriek zijn ze een reportage in woord en beeld meer dan waard.
 
 
Aanvankelijk was het met de versterking van de inwendige mens in de trein maar povertjes gesteld, al kon de reiziger met enig geluk op de stations onderweg, zoals in Roosendaal (waarschijnlijk al kort na de overname in 1880 van de spoorwegexploitatie in West-Brabant door de Staatsspoorwegen) bij perronkelners broodjes of koffie kopen. Wel moest hij of zij het vocht snel opdrinken, want het stenen kopje mocht niet worden meegenomen. Nog tot circa 1950 bleven zulke stenen kopjes in gebruik.
 
Terwijl op het perron een tweetal kelners van de stationsrestauratie hun bladen met belegde broodjes gereed houden om reizigers uit aankomende treinen te bedienen, houdt stationschef Jan Baptist Horbag (rechts) een oogje in het zeil. Uit Essen arriveert een trein met een locomotief van de HIJSM uit de serie 350-408. Op het naastgelegen spoor staat nog zo’n machine van de HIJSM.
Te zien zijn (van links naar rechts) de schoorsteen van de elektriciteitscentrale, het seinhuis B op het middenperron, (in de verte) de locomotievenloods met waterreservoirgebouw en het stationsgebouw.
 
Helemaal links staat Johannes Wilhelmus van den Bouwhuijsen, conducteur bij de SS. Hij was geboren op 25 augustus 1874 te Veghel en stierf op 27 september 1912 te Roosendaal aan diabetes mellitis (suikerziekte), slechts 38 jaar oud. Een kleinzoon van hem (inmiddels overleden) wist te vertellen dat hij die suikerziekte had gekregen als een soort schrikreactie op een dodelijk ongeval van een vriend.
 
Zijn grootmoeder (Maria Notenboom), geboren op 25 december 1872, bleef achter met drie kleine kinderen en slechts een geringe uitkering uit een fonds van de Staatsspoorwegen. Gelukkig kon zij via familie of kennissen een baantje krijgen bij Chr. Herculeyns. Hij had een zaak in kruidenierswaren, comestibles en fijne vleeswaren, waar Maria als verkoopster aan de slag kon. Die zaak in de toenmalige Achterstraat (nu Raadhuisstraat) werd per 1 juli 1920 overgenomen door Frans van der Schoot (advertentie in dagblad De Grondwet van 3 juli 1920). Maria ging mee over en zou daar tot haar zestigste (in 1932) blijven werken om de kost te verdienen voor zichzelf. De kinderen waren inmiddels al uitgevlogen. Maria stierf in 1952 te Wilrijk bij Antwerpen.
 
Stationschef Jan Baptist Horbag was op 10 december 1839 geboren te Maastricht en trad op 1 augustus 1865 in dienst bij de SS. Hij vierde zijn 40-jarig ambtsjubileum in Roosendaal en nam op zijn 67ste verjaardag afscheid van 'het spoor'. Horbag overleed op 2 oktober 1914 aan blaaskanker. Ansichtkaart uit circa 1902.
 
 
In 1942 loopt ober en perronkelner Piet Vermunt met de jonge Huub Timmermans langs een verlofgangerstrein van de Deutsche Wehrmacht op spoor 6. De jonge Krijn van Osta startte in dat jaar eveneens als jongste bediende voor zeven gulden in de week. Zijn directe chef was ook Piet Vermunt.
 
In die eerste jaren liepen Vermunt, Nieuwlaat en De Jong vooral langs de Duitse treinen naar en van België op het eerste perron. Hier was voor hen het meeste te verdienen. Krijn van Osta, Martien Borghouts en Huub Timmermans draaiden op het tweede perron met de treinen naar Rotterdam, Breda en Vlissingen en soms stonden ze in de ballast extra Duitse treinen te bedienen.
 
In alle jaren kwam de grootste opbrengst uit de verkoop van koffie en koek van klanten uit Zeeland. Zij waren immers al een tijdje op reis en nodig toe aan wat te drinken, ondanks het feit dat zij bekend staan als zuinig van aard. Het was in Krijn’s jonge jaren koffie schenken in stenen kommetjes en voordat de trein na een minuut of tien vertrok was het ook weer zaak deze snel in te zamelen. Soms ging het mis en was hij een kommetje kwijt.
 
 
In de jaren 1952-1957 was in Roosendaal een Westerhuis de pachter van de stationsrestauratie. Het begon met Klaas Westerhuis, die op 8 februari 1954 op 58-jarige leeftijd overleed na een val van een ladder in de wachtkamer 1e en 2e klasse. Hij was een week eerder op een zondagmiddag bezig geweest met verf krabben aan een van de grote ramen (ter voorbereiding van een grote schilderbeurt), toen de ladder achteruit schoot en hij met zijn hoofd op een arduinstenen rand sloeg. Zijn zoon Jan was zijn opvolger, maar die moest in 1955 naar Meppel vertrekken wegens het illegaal uitbaten van een winkeltje op het tweede perron. Vervolgens was het de beurt aan Lodewijk Westerhuis.
 
In 1954 werd aan het grensstation Roosendaal uitgebreid aandacht besteed in het personeelsblad 'Nieuw Spoor', dit vanwege het feit dat het op 26 juni 1954 een eeuw geleden was dat Roosendaal vanuit Antwerpen een verbinding met het Belgische spoorwegnet kreeg. Twee weken lang waren er allerlei tentoonstellingen, culturele manifestaties en sportwedstrijden. De foto van Krijn van Osta aan het werk is gemaakt op 3 juni 1954.
 
Nog maar enkele jaren tevoren waren de eerste karren in gebruik genomen. Die hadden houten wielen met ijzeren banden en liepen licht. Pas later kwamen er luchtbanden onder de karren en moest er veel zwaarder worden geduwd. Vroeger droegen de kelners witte kielen, maar die zaten bij het vertrek van een stoomlocomotief al gauw onder de zwarte spatten. In latere tijden kreeg men een donkerblauw jasje en een grijze broek. Op de foto is goed te zien dat er in de internationale treinen tussen Amsterdam, Brussel en Parijs nog rijtuigen 3e klasse met houten banken waren opgenomen.
 
 
Volgens Krijn kwam zijn zwager Cees Bogers in 1946 in dienst. Cees herinnert zich de prijs van koffie uit zijn beginjaren. Dat was in 1946 fl. 0,16 (en in 1989 fl. 1,65). In het begin van hun loopbaan verkochten ze veel broodjes leverworst, bokking, garnalen en tomaat en ook ammoniakkoeken (vooral aan Duitsers). Die koeken kwamen vers van de bakker en hadden een sterke geur, vandaar die naam.
 
De treinen naar en van Zeeland leverden de meeste klanten op, vooral in de zomermaanden. Een glas limonade koste destijds 15 cent. De perronkelners gingen bij warm weer dikwijls met bladen vol glazen limonade langs de trein. Het oponthoud van de trein was in die tijd vaak nog een minuut of vijftien. Tegen het vertrek gingen ze weer de lege glazen ophalen. ‘Ik wist altijd precies waar ik moest zijn, want op de trein had ik overal een klein kalkstreepje gezet’, aldus Cees. De foto van Krijn van Osta (rechts) en Cees Bogers (links) aan het werk is gemaakt op 3 juni 1954.
 
 
Terwijl de perronopzichter het vertreksein geeft aan de stoptrein van Roosendaal naar Antwerpen kijkt Krijn van Osta nog even toe, voordat hij naar een volgende trein op zoek gaat. Het gaat hier om tweedelig treinstel 620.02 van de NMBS uit de jaren dertig. De foto is op 3 juni 1954 gemaakt door D.C. Gerdessen in opdracht van de Nederlandse Spoorwegen.
 
 
'Immer unterwegs auf dem Bahnsteig'. Sinds de jaren vijftig waren er vier perronkelners afwisselend in dienst, namelijk Krijn van Osta (sinds 1942), zijn broer Cees (sinds 1958) en zijn zwagers Cees Bogers (sinds 1946) en Jac Sep (sinds 1953). Jac Sep ging er in 1985 als eerste uit na het overlijden van zijn vrouw. Cees van Osta volgde in 1987 na het oplopen van een messteek. Nadien was hij ziek thuis. Cees Bogers was op het laatst minstens drie maanden per jaar ziek thuis, zodat Krijn er vaak alleen voorstond. toen Cees Bogers het opgaf om verder dienst te doen, viel voor Krijn in 1989 ook het besluit om er een punt achter te zetten.
 
Op de foto loopt Krijn op het tweede perron nog van de ene naar de andere trein. Hij bevindt zich ter hoogte van de wachtkamer aan de noordzijde van de onderdoorgang, die herbouwd is in 1949). Alleen Krijn is op dat moment in dienst. De andere kar staat niet gebruikt aan de kant. Foto Marius Broos, 18 maart 1989.
 
 
In december 1982 stak de 56-jarige Krijn van Osta veertig jaar in het uniform van perronkelner, blauwe blazer en grijze pantalon. Weer of geen weer, in die tijd trokken Krijn en zijn collega’s nog alle dagen met hun karren met koffie, broodjes, snoep en frisdrank over het perron en langs de treinen. Overal werden ze aangesproken of ze dit of dat te koop hadden. Maar koffie bleef toch wel het meest favoriet. Foto Marius Broos, 18 maart 1989.
 
 
In het keukentje bij het dienstgebouw met wachtruimte aan de noordzijde van het tweede perron zwaaide Krijn van Osta de scepter. Hier werd de koffie gezet en lag de voorraad broodjes. Een bruine bol met boerenkaas kostte fl. 2,25 en een beker koffie fl. 1,65. Een kwart eeuw vraagt menig horecagelegenheid er dikwijls het dubbele voor. Foto Marius Broos, 21 maart 1989.
 
 
Soms was het op het perron aanschuiven bij de kar. Koffie in een bekertje schenken ging vlot, maar voordat de koper het laatste dubbeltje (of stuiver) uit zijn portemonne had gevist, daar moest je als perronkelner toch wel geduld voor kunnen opbrengen. Als hij met een tientje wilde betalen, dan was je al weer een deel van wisselgeld kwijt. Ook de keuze voor iets erbij was, nam bij sommge klanten heel wat tijd in beslag. Cees Bogers bleef in alle opzichten rustig. Foto Marius Broos, 21 maart 1989.
 
 
Koffie, broodjes, bier en limonade! Wie kent niet deze uitroep op het Roosendaalse station? Terwijl de ene reiziger tijdens het korte oponthoud rustig door gaat met lezen of praten, zoekt de ander vanuit het portier snel contact met een perronkelner. Krijn van Osta weet zijn klanten altijd op een vriendelijke manier te bedienen. Foto Marius Broos, 21 maart 1989.
 
 
Bij sommige treinen in de ochtend kon het heel druk zijn. Dan moesten zowel Krijn van Osta als Cees Bogers alle zeilen bijzetten om hun klanten in de trein ter wille te zijn. Dat ze dan ook nog op het perron werden besprongen, moesten ze voor lief nemen. Het was wel omzet. Foto Marius Broos, 21 maart 1989.
 
 
Het waren niet alleen de bekers met koffie waar de verdiensten uitkwamen. Jonge gasten hielden het eerder op snoep. Cees Bogers wacht op het geld, alvorens de snoeper aan de slag kan. Foto Marius Broos, 21 maart 1989.
 
 
Het naderende afscheid van de perronkelners werd bekend in heel het land. De pers besteedde er volop aandacht aan. De laatste weken van Krijn en Cees gingen niet onopgemerkt voorbij. Vaak werd er zelfs geen koffie gekocht, maar was het een eenvoudig afscheidsgesprekje met de beste wensen voor de toekomst. Krijn van Osta kreeg veel aandacht. Foto Marius Broos, 21 maart 1989.
 
 
Op donderdag 13 april 1989 hadden de drie Roosendaalse perronkelners Cees Bogers (61 jaar en 43 jaar in dienst), Krijn van Osta (62 jaar en 46,5 jaar in dienst) en Cees van Osta (57 jaar, uit roulatie wegens ziekte) hun laatste werkdag op het station. Ondanks het feit dat hun baas zijn uiterste best had gedaan om opvolgers voor de altijd van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat werkzaam zijnde kelners te vinden, kwamen er geen gegadigden opdraven.
 
Een dag later konden de vaste klanten van Bogers en Van Osta afscheid nemen tijdens een receptie op het tweede perron. Ruim tweehonderd bezoekers gaven aan de uitnodiging van stationsrestaurateur A. ’s Gravendijk gehoor. Een landelijk wijd en zijd bekend visitekaartje uit Roosendaal was voorgoed verleden tijd. Nog enkele jaren trad in de drukke vakantieweken een scholier in de voet-sporen van Krijn van Osta, maar al gauw kwam er een kiosk op het tweede perron te staan.
 
De uitnodiging vond plaats middels een affiche op de kop van elke koffiekar. Elke reiziger kon het zien dat er een eind kwam aan meer dan honderd jaar ambulante verkoop van koffie en broodjes op het perron. Foto Marius Broos, 12 april 1989.
 
 
Overigens liepen perronkelners sinds het midden van de jaren zeventig steeds minder langs internationale treinen op het eerste perron. Bijna alle rijtuigen hadden vergrendelde ramen vanwege de klimaatbeheersing. Dat was voor perronkelners en reizigers bepaald geen voordeel. Bovendien stopten deze treinen maar enkele minuten. Een uitstapje van het tweede naar het eerste perron was dan ook voor een perronkelner nauwelijks meer lonend.
 
Daarentegen lieten Lourdes-bedevaarttreinen nog al eens lang op zich wachten. Een vertraging van meer dan een uur vormde geen uitzondering. Logisch dat er dan voor een perronkelner best wat te halen viel. Op 9 september 1993, vier jaar na het vertrek van Krijn en Cees, zaten wachtende reizigers echter zonder eten of drinken op het perron. Foto Marius Broos.