Geschiedenis spoorwegen
in en om
Roosendaal

 
Niets uit deze website mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van kopie, op digitale of welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van auteur en/of webmaster.
 
 
 

Bombardementen op het spoor in Roosendaal

 
In aansluiting op een podcast van Omroep Max (zie hieronder) is in de de rubriek Roosendaal een artikel in twee delen geplaatst met als onderwerp Het spoorwegbedrijf ontregeld. Bombardementen in Roosendaal (1940-1944).
 
U kunt het eerste deel lezen en/of downloaden via de link: https://www.mariusbroos.nl/Bombardement Rsd 1.pdf
en het tweede deel via de link: https://www.mariusbroos.nl/Bombardement Rsd 2.pdf
Overname van tekstgedeelten en/of illustraties is echter alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.
 
Luister ook naar de podcast op de site van NPO radio 1 of bij Omroep MAX via deze link:
https://www.maxvandaag.nl/podcast/verstilde-verhalen/podcast-verstilde-verhalen-10-angst-en-moed-bij-ns-medewerkers-in-de-oorlog/
 
 
Angst en moed bij NS-medewerkers in de oorlog. Op heel veel stations in Nederland zijn na de Tweede Wereldoorlog kleine koperen plaquettes geplaatst voor omgekomen medewerkers van NS tijdens de oorlog. In Roosendaal is de plaquette 'ter gedachtenis aan hen die vielen, 1940-1945' aangebracht op een hoge zuil aan het Stationsplein. Op de zuil staat het beeld VREDE van Jo Uiterwaal.
 
In de podcast wordt aandacht besteed aan de zes in Tilburg omgekomen medewerkers en in Roosendaal aan Pieter Penneweert, die in 1943 hoofdwerktuigkundige was bij de Dienst van het Seinwezen. Hij was één van de negentien NS'ers die het leven lieten op of bij dit spoorwegknooppunt of elders om het leven kwamen.
 
Over Pieter Penneweert is slechts weinig bekend, alleen dat hij op 30 mei 1944 in Roosendaal werd gearresteerd wegens verzets-activiteiten bij de NS en/of de PTT (vermoedelijk het leveren van tekeningen voor spionagedoeleinden en/of het oneigenlijk gebruik van telefoonverbindingen).
 
 
Links: Foto van Pieter Penneweert als lid van het comité bij de viering van 100 jaar Spoorwegen in Nederland, zomer 1939.
Rechts: Foto van Pieter Penneweert bij necrologie in het vaktijdschrift Spoor- en Tramwegen, najaar 1945.
 
 
Pieter Penneweert werd op 12 mei 1896 geboren te Utrecht en huwde op 1 september 1924 te Assen met de 22 jarige Roelfina de Vries. De vader van de bruidegom was voorman bij Gemeentewerken te Assen en die van de bruid aannemer. Uit het huwelijk van Pieter en Roelfina werd slechts één kind geboren dat maar kort leefde.
 
Penneweert klom op in de rangen bij de Dienst van het Seinwezen van de NS. Op 28 september 1932 kwam hij als opzichter naar Roosendaal. In enkele jaren tijd klom Penneweert op tot hoofdopzichter, later hoofdwerktuigkundige, en plaatste hij zich als zodanig in het 'managementteam' van de NS in Roosendaal.
 
Tijdens zijn verblijf van nog geen twaalf jaar in Roosendaal, woonde Pieter op drie verschillende adressen, kort bij zijn werkplek. Het waren steeds huurwoningen in de betere sector. Kopen had geen zin, vanwege de regelmatige kans op een overplaatsing voor het hoger personeel. Sinds 8 november 1938 waren Pieter en Roelfina ingeschreven op het adres Burgemeester Schoonheijtstraat 30 A. Dat was een royale bovenwoning op slechts enkele voetstappen van het Stationsplein. Sinds enkele jaren ligt daar nu in de stoep een 'Stolperstein' (struikelsteen) voor de deur, als herinnering aan een slachtoffer van de oorlog.
 
 
Dankbetuiging in het Brabants Nieuwsblad van 9 augustus 1943, vanwege de belangstelling bij het 25-jarig ambtsjubileum van Pieter Penneweert.
 
 
Voor de viering van 100 jaar Spoorwegen in Nederland werd ook in Roosendaal een comité gevormd ter voorbereiding van een week, vol met muziekuitvoeringen en sportwedstrijden. Pieter Penneweert (tweede van links zittend achter de tafel) ontbrak ook niet in dat comité. Heel wrang is echter dat ook tractiedepotchef H. Haas achter diezelfde tafel zat. Hij kwam gaandeweg de oorlogsjaren aan de kant van de Duitsers te staan, stond daarvoor terecht en kreeg ontslag.
 
Op 30 mei 1944 werd Pieter Penneweert, vermoedelijk wegens verzetsactiviteiten bij de NS en/of de PTT, door de Duitsers in hechtenis genomen. Vermoedelijk zou hij tekeningen voor spionagedoeleinden hebben geleverd en/of oneigenlijk gebruik van telefoonverbindingen mogelijk hebben gemaakt. Via Haaren, Vught en Sachsenhausen (Heinkelwerke) ging hij naar 'Neuengamme', waar hij op 11 december 1944 overleed aan enteritis, althans zo is dat overgeleverd. (Meer over 'Neuengamme', zie hieronder.)
 
Na de algehele bevrijding van Nederland op 5 mei 1945 hoorde Roelfina niets van haar echtgenoot. Ofschoon er hoop bleef, deed een enkel bericht in de krant al het ergste vermoeden. Maar Pieter was toen al ruim een jaar weg.
 

Oproep in de Nieuwe Haagsche Courant van 3 juli 1945, vermoedelijk naar aanleiding van een gerucht dat er iemand in Roosendaal was geweest die meer over Pieter Penneweert wist te vertellen.
 
 
Bericht in Provinciale Drentsche en Asser Courant van 13 oktober 1945, geplaatst door de schoonfamilie van Pieter Penneweert.
 
 
Pas op 10 september 1946 werd in de vroegere woonplaats van Pieter Penneweert een uittreksel uit het register van overlijden in de Hamburg ingeschreven. Als overlijdensoorzaak werd door het Rode Kruis 'enteritis' opgegeven.
 
 
Necrologie in het vaktijdschrift Spoor- en Tramwegen, najaar 1945.
 
 
In Roosendaal is de naam van Pieter Penneweert te vinden op het monument voor de gevallenen onder het spoorwegpersoneel op het Stationsplein en op de 'Stolperstein' in de stoep voor het nog onveranderd gebleven huis Burgemeester Schoonheijtstraat 30A.
 
 
Links: Het beeld van Jo Uiterwaal op het monument voor de gevallenen onder het spoorwegpersoneel laat een vrouwenfiguur zien met een fakkel in de rechterhand, als beeltenis van VREDE.

Rechts: Op Het Nationaal Ereveld Loenen (op de Veluwe) ligt een tegel ter gedachtenis aan Pieter Penneweert. In 1947 besloot de Nederlandse regering de stoffelijke resten van Nederlanders, die in Duitsland waren omgekomen, over te brengen naar Nederland. Deze slachtoffers rustten destijds nog op vijandelijke bodem en hadden vaak geen behoorlijke begrafenis gehad.
 

Het kamp 'Neuengamme'

 
'Neuengamme' was tijdens de Tweede Wereldoorlog een Duits concentratiekamp. Het kamp lag bij het dorp Neuengamme, zo'n achttien kilometer ten zuidoosten van Hamburg. Het werd op 13 december 1938 geopend, als dependance van 'Sachsenhausen', en aanvankelijk bedoeld om arbeiders voor de plaatselijke steenfabriek te huisvesten.
 
Al in juni 1940 werd 'Neuengamme' een zelfstandig concentratiekamp. Het hoofdkamp had een oppervlakte van ruim 21 hectare en ving de meeste mensen op. Maar in heel Noord-Duitsland lagen nog 92 zogeheten 'Aussenlager' die bestuurlijk onder 'Neuengamme' vielen. Deze hadden vaak maar een kort bestaan. In 1944 functioneerden er zestig tegelijkertijd. De mensen in de kampen waren afkomstig uit zo'n 28 landen, veelal krijgsgevangenen, gijzelaars, verzetsstrijders, Joden, zigeuners, homoseksuelen en Jehova's getuigen. Bij aankomst moesten zij alle persoonlijke bezittingen afgeven en werd al hun lichaamshaar afgeschoren. In plaats van de eigen naam werd een nummer in een zinken plaatje geslagen, dat om de nek moest worden gehangen.
 
De SS probeerde de morele en psychische weerstand van de gevangenen te breken door hen in vernederende omstandigheden te laten leven en werken. De barakken waren overvol en de sanitaire voorzieningen ontoereikend. Enige privacy was er absoluut niet. De gevangenen moesten zware arbeid verrichten, terwijl er onvoldoende voedsel was. De dag was zo ingedeeld dat er nauwelijks een vrije minuut overbleef. 'Neuengamme' bezat geen gaskamers of vergelijkbare methoden om mensen massaal van het leven te beroven. Desondanks stierven er meer dan 42.900 mensen door de onmenselijke toestanden in het kamp, waaronder epidemieën en gebrek aan voedsel.
 
Tijdens de oorlog verbleven ongeveer 106.000 mensen in 'Neuengamme'. Al op 19 november 1941 arriveerden de eerste 270 mensen uit Nederland in 'Neuengamme'. Vast staat dat in 21 rechtstreekse transporten, meestal vanuit Amersfoort, 3084 Nederlanders naar 'Neuengamme' werden getransporteerd. Het totaal aantal Nederlanders dat daar moest verblijven, is geschat op 6950.
 
Onder hen waren honderden al vroeg in de oorlog gearresteerde communisten, en later ook anti-Duitse politiemensen. Ook de 601 in 1944 in Putten opgepakte mannen als vergelding voor een aanslag door verzetsmensen kwamen in 'Neuengamme' of een sub-kamp terecht. Volgens de 'dodenboeken' kwamen minimaal 3500 Nederlanders in 'Neuengamme' om. Maar dat aantal ligt ongetwijfeld hoger. Het probleem bij het vaststellen van de juiste getallen is de welhaast de volledige verdwijning van de administratie van de SS. Het is in elk geval zeker dat 613 Nederlanders 'Neuengamme' overleefden, waaronder de latere journalist W.L. Brugsma.